Horner: ’In de Formule 1 redden we geen levens, het is maar een sport’
Red Bull Racing moest er lang op wachten, maar eindelijk kan het team van Christian Horner zich weer mengen in de twee wereldkampioenschappen. Zowel bij de coureurs als de constructeurs maakt het team nog kans op de winst. Volgens Horner is het iets waar het team hard voor gewerkt heeft.
Precies waar Red Bull voor gewerkt heeft
In zijn column op de website van Red Bull Racing blikt Horner terug op het afgelopen seizoen. "Vechten voor twee wereldkampioenschappen is precies waar we hard voor gewerkt hebben. We gaan de laatste paar races in en het is erg spannend. In voorgaande jaren hadden we je arm afgebeten om op dit punt in het kampioenschap in deze positie te verkeren.”
Na een aantal moeilijke jaren wilde Red Bull weer aan de top meevechten voor de titels. “Hoewel het een intens jaar is geweest, is de druk iets wat we onszelf opleggen. Dankzij onze ervaring maken we ons alleen zorgen over de dingen die we kunnen beheersen, in plaats van over de dingen die we niet kunnen beheersen, vooral nu er veel op het spel staat.”
Horner geniet van strijd kampioenschap
Verstappen staat slechts acht punten voor in het coureurskampioenschap en Red Bull staat vijf punten achter in het constructeurskampioenschap. Een spannende strijd. "Ik heb echt genoten van dit kampioenschap en het feit dat we de strijd met Mercedes en Lewis hebben kunnen aangaan. Het is tot nu toe een fenomenaal seizoen geweest. Sommige mensen gedijen goed onder druk en sommige mensen deinsen ervoor terug, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat ik onder druk op mijn best presteer en dat voelt niet anders dan in welke andere campagne dan ook.”
Hoewel het winnen van de kampioenschappen het ultieme doel is voor Horner, kan hij de Formule 1 wel in perspectief blijven zien. "In de F1 redden we geen levens, het is maar een sport. Het is een intense competitie, maar er zijn ook andere dingen die belangrijk zijn. Tijd doorbrengen met het gezin en een wandeling met de honden, dat is hoe ik tot rust kom.”