BAR: Het team dat werd uitgelachen, maar uitgroeide tot de absolute top
Eind jaren 90 was tabaksreclame nog de normaalste zaak van de wereld en niet weg te denken uit het straatbeeld. Niet zo vreemd dus, dat British American Tobacco het in 1997 wel een leuk idee vond om een Formule 1 team te komen. In vijf jaar tijd zou de wereld er echter heel anders uitzien.
Het grote avontuur van Villeneuve
Jacques Villeneuve moest in 1997 nog wereldkampioen worden met Williams toen zijn manager Craig Pollock al met het idee rondliep om een eigen Formule 1 team te runnen. Daar was natuurlijk wat geld voor nodig en aan het einde van dat jaar kreeg hij British American Tobacco zover om het klassieke Formule 1-team van Ken Tyrrell te kopen voor ‘slechts’ 30 miljoen pond. In 1998 zou het team nog als Tyrrell door het leven gaan, maar vanaf 1999 stond het officieel als BAR (British American Racing) op de grid en nog voordat er één meter gereden was, deed het team heel wat stof opwaaien.
Jacques Villeneuve werd al in de zomer van 1998 aangekondigd als één van de coureurs. Gezien de link met Pollock niet verrassend, maar toch werd het gezien als een zeer opmerkelijke beslissing. Villeneuve ging als regerend wereldkampioen een avontuur aan waarvan hij niet wist hoe die zou aflopen. Hij ging veel geld verdienen, maar jaren later zou blijken dat hij nooit meer een race wist te winnen.
Een lachwekkend slecht eerste seizoen
Aan een gebrek aan ambitie lag dat in ieder geval niet. BAR ging het eerste seizoen met veel bravoure in. De slogan ‘A tradition of excellence’ deed de wenkbrauwen van de andere teams fronsen en de voorspelling dat het team al in hun eerste seizoen een race zou winnen, bleek achteraf lachwekkend.
Het ging al fout toen het team aankondigde dat het de auto’s in twee verschillende kleurstellingen wilde laten deelnemen. Dat mocht absoluut niet van de FIA en toen BAR het via een rechtszaak wilde doordrukken, dreigde de FIA hen uit te sluiten van deelname. Als compromis besloot ontstond de bijzondere kleurstelling waarbij de ene helft van de auto in de Lucky Strike kleuren was uitgedost en de andere helft in het blauw van 555, het sigarettenmerk dat vooral groot was op de Aziatische markt.
Eenmaal aangekomen bij de eerste race in Melbourne bleek de auto echter wel over enige potentie te beschikken. Het chassis was ontworpen door Reynard, de chassisbouwer die in de jaren 90 verantwoordelijk was voor een groot deel van de chassis’ die in het CART-kampioenschap gebruikt werden en de Supertec motor was een Renault met een andere sticker erop. Op papier zag het er allemaal behoorlijk uit en in de eerste vijf races wist Villeneuve elke keer in de top tien te kwalificeren met een vijfde plaats in Imola als beste klassering.
Er was alleen één probleem: De betrouwbaarheid, die bestond namelijk niet. Villeneuve haalde pas in de twaalfde race van het seizoen de finish. Elke keer ging er wat anders stuk, met als dieptepunt een volledige vleugel die eraf viel. Het team was duidelijk nog niet berekend op deze taak en had snel hulp van een andere partij nodig.
Honda als reddingsboei
Die kwam er in de vorm van Honda. De Japanse autofabrikant had in 1999 een poging gedaan om een eigen auto te ontwikkelen, waarbij Jos Verstappen de testcoureur was geweest, maar liet dit project vallen toen hoofdontwerper Harvey Postlethwaite plotseling overleed. De motor die ze hiervoor ontwikkeld hadden belandde in de BAR van 2000.
De betere en betrouwbare krachtbron in combinatie met de ervaring die het team in het eerste seizoen had opgedaan, zorgde ervoor dat de eindelijk het potentieel uit het chassis van Reynard konden halen. In 2000 werd Villeneuve zevende in het kampioenschap en behaalde vier vierde plaatsen. In het jaar erop behaalde hij zelfs twee podiumplaatsen.
Van middenmoter naar topteam
Waar het eerste seizoen nog zo enerverend was geweest, waren de jaren die volgden echter wat kleurloos. BAR bleek op eigen kracht een degelijke middenmoter, maar zou pas echt van zich laten horen toen David Richards de leiding van Pollock overnam en Honda zich steeds meer met het team ging bemoeien.
Nadat Jordan in 2003 was overgestapt op Ford-motoren, werd BAR een veredeld fabrieksteam van Honda. Takuma Sato verscheen als tweede rijde naast Jenson Button en met die combinatie had het team in 2004 hun beste seizoen ooit. Ferrari was zo dominant dat ze geen race wisten te winnen, maar Button stond maar liefst tien keer op het podium en hielp het team zo naar een tweede plaats in het constructeurskampioenschap.
Dit was het teken voor Honda om all-in te gaan en halverwege het seizoen 2005 namen ze het team volledig over. Iets wat British American Tobacco verwelkomde, want tabaksreclame was inmiddels in de ban gedaan. De jaren dat het team Honda heette bleken rampzalig, maar wat volgde is inmiddels geschiedenis. Het team dat in 1999 werd uitgelachen om hun ambitie zou onder de vlag van Mercedes uitgroeien tot één van de meest succesvolle teams ooit.