Steiner: “F1 moet in goede tijden niet weer terugkomen op de budgetcap”

Algemeen

16 juni 2020 om 15:24

Eén van de belangrijkste aanpassingen voor de Formule 1 is de introductie van de budgetcap, die voor nu is vastgesteld op 145 miljoen dollar. Later zal de budgetcap nog iets gaan zakken en het primaire doel van deze regelgeving is om de sport competitiever te maken. In deze moeilijke tijden moet er ook naar de toekomst gekeken worden en Guenther Steiner hoopt dat de budgetcap dan niet te snel vergeten wordt.

Goede beslissing

In gesprek met Motorsport.com in de #thinkingforwardseries zegt de teambaas van Haas: “We zijn samengekomen en hebben een beslissing genomen over de budgetcap, een lagere en dat is een goed initiatief.” Steiner ziet dit als een goede oplossing voor de middellange termijn, maar ook de lange termijn is belangrijk omdat de Formule 1 erg kwetsbaar is voor crisissen en meer.

Met de huidige pandemie waardoor lang niet geracet is, hebben teams veel inkomsten misgelopen. Hierdoor is het een goede zaak dat de auto’s in de toekomst goedkoper worden. “We hebben snel besloten om de auto van dit jaar mee te nemen naar volgend jaar en de regels van 2022 zouden de auto goedkoper moeten maken.”

Geleerd van de pandemie

“Ik denk dat we al wat lessen geleerd hebben [van de pandemie]”, zegt Steiner doelend op recente beslissingen. “Nu moeten we er zeker van zijn dat we deze beslissingen niet vergeten en dat wanneer de goede tijden komen, het eerste wat we doen is: ‘oh, laten we de budgetcap weer eens gaan bespreken’, of helemaal wegnemen.”

Daarmee stelt Steiner in andere woorden dat ze in moeilijkere tijden zover zijn gekomen en dat het moet blijven. Dit omdat goede tijden niet per definitie een reden moeten zijn om regels aan te passen. Overigens verwacht hij niet dat dit zal gebeuren, maar hij wilde het toch even uitgesproken hebben en hij zal er voor waken.

Of in zijn woorden: “Ik denk niet dat het zal gebeuren. Maar ik zal het onthouden dat we dat niet moeten doen, want dat is hoe we er sterker uit zullen komen.”